De geschiedenis van de psychotherapie, en in haar kielzog die van de psychologie, heeft nadien een eigen wending genomen. In eerste instantie was het de lijdende groep die een appel deed op deze nieuwe wetenschap in de hoop op ondersteuning bij, of liever nog, verlossing van zijn lijden. Psychologen en therapeuten kozen er dan ook voor om dit vreemde te willen begrijpen om het lijden dat dit vreemde meebracht te verlichten. En dat gebeurde ook. Heel wat therapeutische acties van allerlei kunnen brachten heel wat patiënten van allerlei klachten opnieuw op het spoor van hun eigen leven … of dat van hun therapeut.Sommige therapeutische stromingen vertrekken vanuit een normaliteitsdenken waarbij de patiënt degene is die zijn probleem terug in lijn met de verwachtingen van de samenleving moet brengen. Verwachtingen die vaak die van de therapeut zijn. Gestandaardiseerde protocols moeten therapeuten helpen patiënten in het voorgevormde keurslijf van de genezing te leiden. Wie dit traject niet kan bekoren of de norm niet haalt, verwijt men een gebrek aan motivatie waarvoor andere protocols andere antwoorden bieden. De tijd om individueel samen verhaal te maken ontbreekt binnen dit ‘evidence based’ denken en haar gerichtheid op kosten-baten effectiviteit. Lacan wist in de jaren 60 de patiënt als subject te redden van overgeformaliseerde psychoanalysten. Zijn koekoeksei in het psychoanalytische nest, raakte ook vele andere stromingen en gelukkig zien we dat vandaag een grote diversiteit aan therapeuten de integriteit van het individu en de uniciteit van elk verhaal (opnieuw) centraal stellen.